Wachtkameretiketten

Wachtkameretiketten

Het is alweer gelukt! In één keer zonder verdwalen op de plaats van bestemming aangekomen. Bezweet loop ik de wachtkamer binnen. Het was een lange wandeling. Wat is het altijd veel te warm in een ziekenhuis! Jas uit, hondentuig af, tas op de grond, mijn boek pakken en dan even lekker lezen totdat ik aan de beurt ben. Raar eigenlijk dat het altijd zo stil is in een wachtkamer als ik binnenkom.

Vandaag heb ik een controleafspraak bij de chirurg omdat ik mijn vinger gebroken heb. Voorlopig zal ik hier nog vaak komen voor foto’s, handtherapie en controles. Een goede reden om met de hond weer een nieuw traject te verkennen. Dat is leuk werk. Nou ja, werk, je kunt het ook sport noemen. Daarmee houd ik de hond scherp en alert. De kunst is om zo goed mogelijk samen te werken, elkaar aan te voelen en niet te verdwalen.

Wij kennen de route allebei niet. Volgens het navigatieprogramma op mijn telefoon is het 50 minuten lopen. Het eerste stuk is nog bekend terrein, de tweede helft is nieuw, met als hoogtepunt het ziekenhuis. Van de hoofdingang tot de afdeling waar ik moet zijn, is het flink puzzelen. We moeten onze weg vinden door gangetjes, langs t-splitsingen en door klapdeuren.

Spelregels

Het lopen met een geleidehond heeft spelregels. Ik ken de weg, want ik leer een plattegrond uit mijn hoofd of vraag iemand mij de route te beschrijven. Ik stuur de hond aan met het commando ´links´ of ´rechts´.  De hond geeft de afslagen aan door even in de straat te lopen. Zo kan ik tellen, bijvoorbeeld ´derde straat links´. Als we oversteken, bepaal ik het moment waarop we gaan. De hond zorgt er voor dat ik nergens tegen aanloop. Hij wacht bij stoepranden en zoekt zebra’s als ik dat vraag. Het is zaak dat ik de signalen van de hond goed oppik en met hem mee stap. Hij leidt en ik gehoorzaam. Daarvoor beloon ik hem voortdurend met complimenten en soms een koekje. Hij vindt het werken dan nog leuker en manoeuvreert gedreven langs allerlei obstakels.

Obstakels

Mensen zijn onze grootste obstakels omdat ze bewegen. Ze lopen in de weg. De hond en ik hebben er samen flink de pas in. Logisch, want als je altijd alles lopend moet doen, wil je graag opschieten. Ook bemoeien mensen zich met je. Het overkomt me wel eens dat iemand mijn arm pakt en me zomaar meeneemt naar een plek waar ik niet wil zijn. Een ander geliefde bezigheid is de hond te aaien of lieve woordjes tegen hem te zeggen. Menigeen weet niet dat deze afleiding gevaarlijk kan zijn. Immers, als de hond niet oplet kan, z’n baas tegen een paal op botsen of een enkel verzwikken door een afstapje te missen. Hoe goed bedoeld ook, het leidt ons af. Wij doen een spel van hier naar daar en wij willen daar niet bij gestoord worden.

Starende ogen

De wachtkamer zit helemaal vol. Tot nu toe liggen we voor op schema, ik ben ruim op tijd. Blikken vol bewondering schieten langs me heen. Ogen blijven onophoudelijk naar mij staren. Hoe ik dat weet? De hond heeft geen geheimen voor mij. Door kleine bewegingen van zijn kop voel ik dat we bekeken worden. Voor mijn hond reden om waaks te zijn en niet lekker uit te rusten. Wat zouden ze van mij denken als ze zo kijken? Als ze me maar niks vragen, hoop ik tegen beter weten in.

En jawel, daar komt-ie al, de eerste openingszin: “Heb je hem allang??” Ik besluit het niet te horen en lees in mijn boek. Daarop richt de spreker zich tot de andere wachtenden. “Mooi niet, dat het zo kan?” Allerlei praatjes en onwaarheden vullen de ruimte en ik blijf hardnekkig zwijgen. Tijdens het gesprek dat de andere wachtenden voeren over mij en mijn hond, roept de dokter mijn naam. Nu komt het er op aan zo rustig mogelijk op te staan, mijn spullen te pakken, de hond in z’n tuig te doen en dan zonder iets om te stoten naar de man in de witte jas te lopen. Met als extra uitdaging mijn vinger in het gips.

Entertainment

Als ik ga staan valt het meteen stil. En wat je wilt dat niet gebeurt, gebeurt toch….. Ik blijf haken achter een plant en de hond kan niet verder omdat een rollator in de weg staat. En weer wordt ik aangesproken. “Dit doet hij nog niet zo goed, hè? Je hebt hem zeker nog niet zo lang?” Het liefst wil ik mijn hond verdedigen en uitleggen dat we zenuwachtig worden van hun aandacht. Als je ziet dat er iets in de weg staat, zet het dan even aan de kant ja, in plaats van te kijken hoe het mis gaat en dan ook nog even een veronderstelling naar mijn hoofd te slingeren! Ik kom hier niet voor een lezing over geleidehonden en ben evenmin wachtkamer-entertainment. Maar dat zeg ik allemaal niet hardop.

Omgangsvormen

Hoe kan dat toch dat mensen zo graag iets willen weten van iemand die zichtbaar afwijkt van de norm? Kunnen ze hun nieuwsgierigheid niet beheersen? Mag je alles vragen aan elkaar? Hoe zit dat dan met de etiquette van bejegening? Voor mij staat voorop dat je kijkt naar de persoon. Wat vertelt zijn of haar lichaamstaal? Iedereen heeft zes zintuigen gekregen. Mis je er eentje, dan blijven er nog vijf over die je kunt gebruiken. Zo blijft het mogelijk om je medemens te scannen op het eerste gezicht. Daar komt nog bij: in een café gelden andere omgangsvormen dan in een wachtkamer van een ziekenhuis. Misschien heb ik wel iets heel ergs en moet ik mijn carrière als pianist beëindigen. Dan heb je wel wat anders aan je hoofd dan persoonlijke vragen van wildvreemden over mijn minst geliefde onderwerp.

Eenrichtingsgesprek

Is het ongemakkelijk, onbeleefd, bemoeizuchtig? Het maakt niet zoveel uit hoe je het noemt. Het wordt pas vervelend als een van de twee het niet wil en de ander toch aandringt. Contact moet van twee kanten komen. Begrijp me niet verkeerd, ik houd ervan om bewonderd te worden en een goed gesprek is ook nooit weg. Maar het is prettig als je samen het gespreksonderwerp kiest, en daar schort het aan bij zo’n eenrichtingsgesprek met wildvreemden.